zondag 13 november 2016

Tussen stil en luid



smoor de woorden in uwen keel met zorgvuldige klanken tussen,
de stiltes, en volg mijn ademenloos dictee
huid aan huid  tot een schaamteloos publiek hangt aan vleselijke lussen,
waar ik baad of in blanke furie tegen opboks, daar ben ik
een god die niet bestaat, die je niet kan sussen.

omdat ik ben, wat je nog niet kent:

het voed en bezigt mij razernij tegemoed te komen aan uw eenvoud,
uwen gelijkeniszoekende kuddezucht. 
herhaal, herhaal, herhaal,
repetitie, repetitie,repetitie.

zo dicht ik uwen lichamen te samen,
zo rollen lange doffe kleden  als betonnen sluizen uit,
zo valt het kil besluit,
zo is het om te sterven, 
zo klinken naakte mensen, 
zo klinkt het vallen
huid aan huid,
  zo klinkt het stille luid.
zondag 6 november 2016

Wonen in de golven



De herfst kleurt weer groen rood geel  tot
onder de blauwende hemel men zijn grenzen verkent
de horizon kust. De zomer begraaf.

in de kou waar het 't groen van de
de polders afbijt. boeren, de weides van koeien bevrijd,
en tijd de seizoen weer lust en ik het jaar weer
in het donker berust.de leegte in fiets


dan volg ik de zee naar de horizon
van legers wolken win ik,
 altijd van dat wat alles omlijnd,
een verbeelde werkelijkheid is
de plek in mijn hoofd
waar 

het gekleid kind bestaat,
dat in de ijzige wind tegen de tijd in
toch met alles te samen weg rimpel.

wat ik ook denk,
waar ik ook ga.
 




Wonen in de golven



De herfst kleurt weer groen rood geel  tot
onder de blauwende hemel men zijn grenzen verkent
de horizon kust. De zomers begraaf.

in de kou waar het 't groen van de
de polders afbijt. boeren, de weides van koeien bevrijd,
en tijd de seizoen weer lust en ik het jaar weer
in het donker berust.de leegte in fiets


dan volg ik de zee naar de horizon
van legers wolken win ik altijd
van dat wat alles omlijnd,
een verbeelde werkelijkheid is
de plek in mn hoofd
waar 

het gekleide kind bestaat,
dat in de ijzige wind tegen de tijd in
toch met alles te samen weg rimpel.

wat ik ook denk,
waar ik ook ga.
 




zondag 23 oktober 2016

Samenvatting

als t schemert gaan we rijden
brullend door de schaduwdag,
Dicteer ik in mijn mensenpak
de temporale wetten.
versnellen en wanneer te remmen,
of te bevelen over
arriveren of bestemmen.
een uniforme draf tussen
bier benzine en sigaretten.

door de nacht heen wil ik drommen
een decor waar wij ons
in massief grijs vermommen,
zit en ervaar de ijzeren operette.

verdwijnen in de hemel,
als drie rokende raketten
en streel de koude landerijen, de stilte van
de dorpen waar vroeger de oudsten die we
kennen nog leefden.
naar
het nu,
als ware dirigenten tempo,
vertraging dirigeren.
dat het geestelijke los van meetbare
tijd gedijt en dan plots op lichtsnelheid

bezinelucht asvalt stootslagen.
rock en rollende wipslagen en
gebalde vuisten hoog de lucht raken
krijsen, ruissen, donderjagen.
Koning aller zaterdagen

Waar alle bomen  dubbelslagen
als passant luister ik naar t zwiepen
en het tedere vervagen
en de stilte dan als antwoord op
de overbodigheid van vragen.