zondag 15 maart 2015
Tot de Bodem
Een kroeg bezoeken en naar glazen grijpen,
je geest, een luchtballon, van zandzakken bevrijden,
steeds hoger stijgen en blijmoedig verder hijsen,
de hoogste tijd, een nieuwe kroeg, je geld, je jas,
zo dweil je door de koude voorjaarsnacht en pist,
je bent een man of niet, schuimkringen in de gracht.
Ik las dat de politie bij elk waterlijk
(het gaat om meer dan vijftig doden in drie jaar)
sinds kort meteen naar open gulpen kijkt.
Hoe drank een vloek over de grachten verft.
Hoe water ’s nachts naar mensen grijpt.
Een flits van speelgoed, stranden, tuinen en tv.
Naar kades klauwen, in je kreten stikken, rond
die luchtbel, rond je hoofd, een engel die niet komt,
o de gestorven zomers in je mond.
Schemerschets
In de stilte van de
stad,
als de lente haast ,
uit haar voegen
spat,
kwam ze, haar rok
ruiste
t waaide in het water,
de witte handen, licht, had,
ze stil,de zon bruiste,
Ik
luisterde hoe tijd
traag suiste en toen het
in de kamer duisterde,
sloop ze uit haar daghuid
van een opgaande zon,
die ze over een blauwe stoel
te treuren hing.
Abonneren op:
Posts (Atom)
About Me
- Joost De Rijger