woensdag 12 mei 2010

Zijn in het klein

Wij leven duizend levens,
op dit doek van opgedroogde aarde,
waar een kwast veinst en zich verzoent,
met uitgedachte kleuren,

Waar koeien loeien in de lange leegte,
over golvend gras,
en het penseel van mijn ziel,
strijkt over mijn iris,
en verder.

Golft de horizon voorbij,
in steeds vernieuwde beelden,
Over onverharde wegen.
-verslijten, verslinken-
gele velden, honing geuren, het suizen van de wind,
tot ten slotte waarnemen,
plaatsvind in geschilderde,
levensportretten.

En met de tijd.

Bladert in het zijn,
het leven van het doek,
verslijt het leven dat in mij woedt,
Zweeft.
-In onverweven beelden-
dat mij toont,
Het zijn zij allen,
die in mij woont.
dinsdag 11 mei 2010

Letterschaduw



Als mijn hoofd is gevuld,
mijn ogen staren en
Zelfs mijn mond,
het kauwen word benomen.
door gedachten.

Dan vult mij hart en ziel,
of voegen samen,
tot één.

Nood tot schrijven dringt zich aan,
als ontlasting van de ziel,
onzichtbaar, zichtbaar.
Als een uitgewrongen ziel.
Druppel ik letters op papier.

&

Naakt en doorzichtig,
zweef ik verliefd en dronken,
van woorden, door zinnen heen.
Voordat ik een slok hartstocht neem.

Schrijf ik mij vooruit.
Ik leg mij neer bij
letters en woorden.
Zichtbaar alleen,
giet ik inkt op maagdelijk wit.

Achter verbonden letters,
achter onbesproken beelden,
achter jouw ogen,
zocht ik de mijne.

Nu zijn de letters mijn ogen,
de zinnen tranen van de ziel.
Blikken duizend gezichten,
hierin verscholen.

&

Ik zoog ze in,
en spoog ze uit.
Hier,
op nietszeggend papier.